Poëzie

Poëzie

Voortschrijdend inzicht

Met staart tussen de benen of met opgeheven hoofd
het strijdtoneel verlaten. Het win-win stadium is gepasseerd.
Wat blijft zijn heel veel ego’s steeds dichter op elkaar.

Nog steeds verdrinken we problemen in bloed,
toch is alles anders na de paddenstoelenwolken. De angst
voor de knop zal nooit meer verdwijnen.

En de dag na dag dringt de vraag, hoe alle borden te vullen
op deze planeet te vullen, zich dringender naar voren

We moeten blijven omkijken, zonder zoutpilaar te worden?
Zoeken naar wat nu nog niet bestaat.
Dan zie ik het meisje weer, blote voetjes in het zand. Jaren
hing ze in het trapgat, liep ik elke dag even met haar mee.

Wat als er oorlog kwam en niemand ging er naar toe?

Lia Spitters, mei 2014

 

Verschil

Nieuwe huisgenoot gooit de eerste nacht met vazen,
‘s ochtends trillend in zijn bak. Even veilig op mijn schoot
en hij hangt weer in gordijnen.

Met bloed, gebroken poot, ontdekt hij zijn terrein,
elastieken rug helpt hem snel de bomen in. Een ladder,
mensenhand met hoogtevrees leiden hem eruit.

Zo klein, niet dapper, breidt hij als mijn tuingezel
zijn leefomgeving uit. Loopt me voor de voeten,
hangt koppig aan het opbindtouw.

Dan schrijdt opeens een heerser door de buurt,
alle muizen zijn voor hem die mijn nachten domineert,
me spinnend dwingt tot opstaan. Zo maken wij een ritueel,
hij leest mijn stap, ik volg zijn oren, ogen blijven onverklaard.

Tot op een dag hij langer slaapt, geen buitenstormen
te bedwingen, geen gespring meer achter blad.
Ik maak hem voortaan wakker. Hij draait moeizaam
in zijn mand.

Ik zie ons samen onderweg. Ook met negen levens,
zijn kattendagen minder in getal. Ik ben senior gaan heten,
hij is een oude man.

Lia Spitters, januari 2015

 

Durf je de hand te openen met gesloten ogen?
Zo’n cursus is zeker wel erg duur?

Durf je niets te moeten maar alles te mogen?
Dat is als hangen boven een afgrond!

Durf je te luisteren naar een rozijn?
En dan mag ik zeker ook niet denken?

Durf je stil te worden, te buigen met de wind,
je vingers te laten bevriezen aan het stuur van je fiets,
zeeziek te zijn als dat zo is?

Eerlijk? Ik ben bang te verzuipen
in mijn eigen lawaai, in de chaos tussen mijn oren.
De wolven komen dichterbij.

Lia Spitters, november 2014

Bomenkunst

Kijken, niet vooruit denken, bomen gaan zien
die geen bomen  maar wonderlijke lijnen,
bochten. Geen dikke stammen om vast te pakken.
Bijna vergeten perzikwangen tegen ruwe bast leggen.

Een zaal platte vormen, donkere vlakken
waar je langs kijkt, zoekend naar een onderwerp.
Als vanzelf praten we zachter,
verwachten elk moment een beest,

een wezen opspringend uit een peuterboek.
Wat beweegt de kunstenaar, blaadje voor blaadje
géén boom te maken? Geen bos
om in te verdwalen, of daar misschien,

in die bijna-zwarte vlek die zo aan me trekt,
steeds harder hoe vaker ik kijk.
De vlek sluit zich met een klik. Ik verdwijn
in eigen tijd, ruimte en zwijgen.

 Lia Spitters, februari 2014

 

Gedicht ‘Zomaar’ voor Museumnacht in de Waalse Kerk Delft

Zomaar

Ze woont in haar hoofd. Meer een slapeloze
dan een dromer, die meestal niet weet waarop ze hoopt.
Toch probeert ze het leven te horen groeien.
Langzaam af te zakken naar haar hart, haar buik.

Nooit was ze zo dicht bij het uur van tien minuten.
Is het hier niet, op de mooiste plek van haar wereld,
dan is het nergens. Zicht op de rivier,

knorrende nijlpaarden, zich van geen groot hoofd bewust.
Alleen van brandgevaar, blaren op ruggen als bergen.
Ruggen als bruinglanzende landingsbanen vol vogels,
overal oren, ogen, wachtposten op de uitkijk.

De hemel zal zo sluiten. Dan gaat ze het licht zien,
het niets horen. Ontdekken waarom stilte zo mooi zingt,
de lege ruimte vol, en dat voor altijd bij zich dragen.

Haar ogen laten hun blik op het blauw rusten als op een bed,
zich door de schemering betoveren. Zit alles mee, kan ze
zelfs samensmelten met blauwe stilte en dan: eindelijk
slapen, op de mooiste plek van haar wereld.

 Lia Spitters, oktober 2014

Winnend gedicht wedstrijd Duurzaam Westland, april 2014

Achtervolging

tussen twaalf en een
niet meer dan twee tegelijk
naar binnen
ze plukken zoet en hartig
uit de schappen
trekken blatend krakend
door het dorp
kruipen achter de zoemer
tot na het laatste uur

stoer opengescheurd
gedachteloos leeg gegeten
zwerven zakken over de stoep
ruimen klagende snavels
de kruimels

pas als laatste vogel is gevlogen
gaan oranje hesjes op jacht

Gedicht gemaakt voor de nabestaandenmiddag, maart 2014  vanuit de Adrianusparochie en de parochie Honselersdijk

thema ‘In alles om je heen zien we je terug’

Altijd, overal

 

Afwezigheid overal, een voortdurende vraag
aan het loket ‘Verloren Voorwerpen’. Het is er
dicht en stil. Als de lege plek waar mijn hart
moet zitten.

Toch ben je elk moment in mijn buurt, steeds
anders, steeds ergens. Wordt het donker ontmoet
ik je in talloze grijstinten.

Sluit de gordijnen,
voel waar je net je hand nog. Jij, wij kuierend
in avondwind voor het slapen gaan.

Ik voel, ruik, zie, hoor je:vaste momenten.
De diepste duisternis bestaat alleen om te verzinken
in de rustige adem van je mooiste droom.

In de slapeloze nacht nog vòòr de eerste merel klinkt.
Zijn trillers zing ik mee met je stem boven
het scheerapparaat.

En dan, binnen of buiten pakt onverwacht
het licht me beet, springt mijn haar,
beweegt losjes mijn hand, spinnende warmte

als de kat in mijn nek. Overdag, ben je er of …
kijk daar; avondlucht vol oranje, diep rood.
Witte strepen vol van jouw leven, altijd, in alles
om me heen.

 Lia Spitters, februari 2014

Gedicht gemaakt voor de nabestaandenmiddag, april 2013 vanuit de Adrianusparochie en de parochie Honselersdijk:
thema ‘de herinnering blijft’

De herinnering blijft

Het gaat goed, zeg je.
Dat is ook zo maar, als zo vaak, ook maar net.
Je raakt er aan gewend.

Soms, vaak ook niet.
Dan loop je met demonen in je hoofd,
is het lastig de pijn te verdragen.
Je lijkt in een vrije val gekomen
nu het gaat over grote dingen.

Slechte verliezers wanneer we alleen
koude leegte voelen, waar eerder
warme aanwezigheid was.

Kracht vinden om verder te gaan:
in muziek waarin hij zich verloor?
In de stoel waarin zij zo graag vogels keek?

Het uitzicht, vooruitzicht, de plannen waar we van genoten.
Samen zitten, praten en al op reis,
die plannen, ze zijn niet uitgekomen.

Weten we het niet meer, gaan we op zoek.
Wat doen, lezen een boek, doen een cursus.
Bekijken de rozijn alsof voor het eerst,
proberen dat ook van dag tot dag.

Ze zeggen dat het kan helpen.
Vaak ervaar je ‘iets’, dat wat ons verbindt, hoop.
Dan is de cursus afgelopen; alleen verder met dat ‘iets’,
mag je het God noemen?

De merel in de vroege ochtend:
waarin gelooft hij dat hij zo mooi zingt, elke morgen weer?
Luisterend naar zijn stem wordt het tenslotte stil
van binnen.

Jij en die dierbare ander, voorgoed bewoners
van verschillende werelden.
Maar de herinnering blijft, altijd.
Het was te mooi om te vergeten, dat maakt ook blij.
Er zijn dingen die nooit overgaan.

Voelt het zaad de zon,
zal het altijd een weg tussen de stenen vinden.

Lia Spitters, maart 2013

Uit: Over Samen leven
Bundel ter gelegenheid van expositie “Over Samen Leven”
in de Hofboerderij Wateringen, september 2013 

Nachtsafari

Onze zintuigen staan op scherp, ook het zesde.
Elk teken is van belang: de kreet van de zebra,
zwakke doodsgeur in de wind, een knappend twijgje.

Wie of wat sluipt om ons heen? Wandelschoenen
op dor blad klinken veel te hard net als onze adem.
En dit bos, dit bos wordt almaar stiller.

Een glijpartij in stuivend zand, de laatste ademzucht
wijzen haar route, als het pijltje van een kompas.
Ze is razendsnel. Bij de derde lege poel verdwijnt
een staart.

Maar niemand is bereid om op te geven. Zij trekt verder
op een onbekend pad. Wij volgen gorillakreten
en aanschouwen, half achter een tak verscholen
de pas gevangen gazelle in de boom.

De kijker toont een brede spikkelpoot
op de impalakop, alsof ze zegt: Deze is van mij!
Ik huiver bij zoveel kracht. De luipaard vond vannacht
geen water, wel goed verpakte lichaamssappen.

Lia Spitters, juni 2013

Bijna Allerzielen

Zonder waarschuwing lag ze uitgestrooid
op het algemene veld, nu al meer dan twaalf jaar.
Toch breekt bij telefoon woensdagochtend half elf
moeders stem de dag in voor en na.

Vaders as daalt er jaren later, samen
worden ze gras. 
Wachtpost 12 was de plek
waar ze voor hem viel. 
Zijn grote oren
en veel meer, verborgen onder de marinepet.

Twee mensen en de kunst van langs elkaar heen
dromen. Zo klein de kans dat de dochter kwam,
zo groot 
de angst dat het goede niet kan duren.

November, Allerzielen daar komen
nare gedachten van.De motoragent aan de deur
wil maar niet verdwijnen.

Lia Spitters, oktober 2012

Poëzie is als muziek: het draait om klank, herhaling en compositie. Of het nou om klank of beeld gaat, dat maakt niet zo veel uit. Net als een gedicht, kun je een muziekstuk ‘lezen’. Net als bij een gedicht, kun je beelden zien. Er is al heel veel gezegd over poëzie en er is ook veel over te zeggen. Maar de beste manier om van de dichtkunst te genieten, is gewoon in het diepe te springen: lezen Daarom komen op deze pagina: gedichten! Om te beginnen drie water en zandgedichten. Het is tenslotte zomer. Onderstaande gedichten heb ik geschreven en/of voorgedragen in mei jongstleden tijdens

KU(n)SPLAATS Hoek van Holland 2012,
kunst- en atelierroute Hoek van Holland.  

zand
mooi weer aan het strand
kinderen bouwen
zandkastelen van dromen
droomkastelen van zand
en water en zout
als de tranen die wij huilen
wanneer de vloed
ze doet verdwijnen  

 

Zee en zandgedachten 

De zee ligt bij Haamstede.
Daar komen clichés binnenvaren. Vader, moeder, kind,
een zanderig lint door stuivend duin. De kleine
met reddingsband, de groten tassen aan de hand
met flauwe broodjes en lauwe thermosdrank.

Moeder verschijnt ongemakkelijk in zwemharnas
uit omkleedgeworstel in handdoek. Vader, tentbroek
om niet waarneembare billen, bouwt te vroeg kastelen.

Bij avond laten ze schuimende golven, koele lakens
plakken aan rood geroosterd vel.

Zonder gids sterven we in de Kalahari
als de delta in een zoutpan. Vallen over pijlen
van de mens die hier eerder verloren liep.
Zonder tegenwind weegt de stilte te zwaar
om overeind te blijven. Vóór de leeuw brult in de nacht,
zomerregens de pannen volgieten. Vóór flamingo’s
roze kleuren hoppen we terug, snel als de springbok.

Bij Haamstede ligt de zee.    

Havenmuziek

De haven maakt muziek, ik wist het niet.
Klanken van kranen in blinkende kleuren
langs oevers van de Waterweg. Groot uitgevallen
schoenendozen vol olie, bananen, graan
schuiven maat voor maat naast, op of tegen elkaar
in een vierentwintigurensymfonie. Dirigent op afstand
stel ik me voor. Geen rok met lange panden, strik,
gesteven bies. Geen lange slanke handen
met een deftig baton voor gespannen musici,
afwachtend publiek.

Nee, pet en bodywarmer, een onmetelijk regelpaneel.
Het pochet werd een mobiel. Geen improvisatie
in dit lied. Een mens tussen regelaar en muziek,
leidt tot gedonder in dit stuk van seconden
en millimeters. Slechts één kent de partituur.  

Aan de deze zijde ligt de binnenvaart. Een sonate
in rood, wit en blauw die voortdurend wordt opgepoetst.
Meeuwen raken bevangen door romantiek. Schreeuwen
een liefdesduet begeleid door Radio 3
en trotse wappervlaggen. Overuren van verfspuit
en kwast in afgezakte spijkerbroek. Zweet glijdt
een warme harige bilspleet in … Ik steek snel over
naar de schoenendozen.

augustus 2012

Interview

Citaat uit interview in het internetmagazine ‘Meander: ‘Lia Spitters schrijft droomgedichten: ze bestaan uit associatieve beelden die door de woorden in surrealistische kleuren aan elkaar worden geregen. Het is geladen, soms weerbarstig werk met diepere lagen. Brede vergezichten worden afgewisseld met kleine huiselijke taferelen, die dan weer net niet blijken te zijn wat ze lijken.’ Januari 2008 Het gehele interview en 3 gedichten zijn te lezen via deze link: meandermagazine.net/dichters/dichter.php?txt=3746